Hofstelsel en
horigheid
In deze paragraaf behandelen we het kenmerkend aspect: de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
De meeste mensen in deze tijd woonde op het platteland. De meeste steden hadden niet eens meer dan 10.000 inwoners. Grote provincie hoofdsteden hadden er misschien 50.000. In het Byzantische rijk bleef de agrarisch-urbane samenleving bestaan. In het westen alleen de restanten. Bisschopssteden voorkwamen dat deze samenleving helemaal verdween. De economie van West-Europa in de jaren 500-1000 was vrijwel volledig agrarisch. Elke gemeenschap was autarkisch, dit betekende dat ze leefden van de opbrengst van hun eigen land en consumeerden het grootste deel zelf.
In deze tijd bleven vrije boeren en slaven bestaan, maar de meeste boeren gingen deel uitmaken van een nieuwe groep: de halfvrije horigen. Ze kregen van hun heer een stukje grond maar mochten deze niet zonder toestemming verlaten. Het hofstelsel ontstond toen de boeren bescherming zochten bij een grootgrondbezitter, en daarvoor gingen zij allemaal verplichtingen aan.
Het hofstelsel samengevat: de grootgrondbezitter heeft op zijn eigen landgoed een centrum, het hof, van waaruit hij zijn gebied beheerst. Het land was in twee stukken verdeeld. Het hoevenland en het vroonland. Het hoevenland was van de boeren. Hier hadden zij een boerderijtje met wat bos en heide eromheen om vee te laten grazen en hout te sprokkelen. Hiertegenover stonden herendiensten.
Vroonland: hier stonden een hoofdgebouw en bijgebouwen zoals een molen, weverij, brouwerij.
In deze paragraaf behandelen we het kenmerkend aspect: de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
De meeste mensen in deze tijd woonde op het platteland. De meeste steden hadden niet eens meer dan 10.000 inwoners. Grote provincie hoofdsteden hadden er misschien 50.000. In het Byzantische rijk bleef de agrarisch-urbane samenleving bestaan. In het westen alleen de restanten. Bisschopssteden voorkwamen dat deze samenleving helemaal verdween. De economie van West-Europa in de jaren 500-1000 was vrijwel volledig agrarisch. Elke gemeenschap was autarkisch, dit betekende dat ze leefden van de opbrengst van hun eigen land en consumeerden het grootste deel zelf.
In deze tijd bleven vrije boeren en slaven bestaan, maar de meeste boeren gingen deel uitmaken van een nieuwe groep: de halfvrije horigen. Ze kregen van hun heer een stukje grond maar mochten deze niet zonder toestemming verlaten. Het hofstelsel ontstond toen de boeren bescherming zochten bij een grootgrondbezitter, en daarvoor gingen zij allemaal verplichtingen aan.
Het hofstelsel samengevat: de grootgrondbezitter heeft op zijn eigen landgoed een centrum, het hof, van waaruit hij zijn gebied beheerst. Het land was in twee stukken verdeeld. Het hoevenland en het vroonland. Het hoevenland was van de boeren. Hier hadden zij een boerderijtje met wat bos en heide eromheen om vee te laten grazen en hout te sprokkelen. Hiertegenover stonden herendiensten.
Vroonland: hier stonden een hoofdgebouw en bijgebouwen zoals een molen, weverij, brouwerij.