De opkomst van
de Islam
Mekka staat bekend om de Ka’ba(dit is een grote zwarte kubus steen). Arabieren kwamen hierheen om hun god te vereren. Ook was Mekka een
handelscentrum. Hier woonde Mohammed toen hij in 610 op de berg Hira een visioen kreeg. Vanaf dat moment tot zijn dood kreeg Mohammed visioenen. Hij was analfabeet en reciteerde alles hardop aan zijn volgelingen in verzen. Zij schreven dit later op (gevolg: ontstaan Koran =ontstaan Islam)
De Godsdienst had belangrijke overeenkomsten met het Jodendom en het christendom:
Er was 1 almachtige godAllebei een vastgelegde openbaring
in hun heilige boeken.
Geloof in individueel leven na de
dood, waar goeden en slechten gescheiden worden.
Alleen wie geloofde kon in de hemel of het paradijs komen
Het geloof
gaf normen voor goed en kwaad God ook eren door te leven in overeenstemming met zijn wil
Volgens de Koran overtuigde een christelijke neef Mohammed na zijn 1e visioen ervan dat de god van Jezus en Mozes, van Joden en Christenen, aan hem was verschenen. Diezelfde god zou zich nu via Mohammed aan de Arabieren openbaren. De Joden leerden de profeet dat Arabieren en Joden beiden afstamden van Abraham de Joden van Abrahams zoon Izaäk en de Arabieren via Abrahams zoon Ismaïl.
De Islam verspreidde zich heel goed omdat:
De Arabieren waren extra verbonden door het geloof en keerde zich met een heilige opdracht tegen de ongelovigen. ( ze waren dus extra gemotiveerd)
Arabieren vernietigden de cultuur van onderworpen volken niet, maar namen die over. De Arabieren waren vooruitstrevend
Ze waren economisch succesvol
Het Perzische en Byzantische Rijk waren verzwakt door onderlinge en interne oorlogen
Volkeren hadden niets te vrezen van de Arabieren. De moslims waren tolerant tegenover ‘de volkeren van het boek’
handelscentrum. Hier woonde Mohammed toen hij in 610 op de berg Hira een visioen kreeg. Vanaf dat moment tot zijn dood kreeg Mohammed visioenen. Hij was analfabeet en reciteerde alles hardop aan zijn volgelingen in verzen. Zij schreven dit later op (gevolg: ontstaan Koran =ontstaan Islam)
De Godsdienst had belangrijke overeenkomsten met het Jodendom en het christendom:
Er was 1 almachtige godAllebei een vastgelegde openbaring
in hun heilige boeken.
Geloof in individueel leven na de
dood, waar goeden en slechten gescheiden worden.
Alleen wie geloofde kon in de hemel of het paradijs komen
Het geloof
gaf normen voor goed en kwaad God ook eren door te leven in overeenstemming met zijn wil
Volgens de Koran overtuigde een christelijke neef Mohammed na zijn 1e visioen ervan dat de god van Jezus en Mozes, van Joden en Christenen, aan hem was verschenen. Diezelfde god zou zich nu via Mohammed aan de Arabieren openbaren. De Joden leerden de profeet dat Arabieren en Joden beiden afstamden van Abraham de Joden van Abrahams zoon Izaäk en de Arabieren via Abrahams zoon Ismaïl.
De Islam verspreidde zich heel goed omdat:
De Arabieren waren extra verbonden door het geloof en keerde zich met een heilige opdracht tegen de ongelovigen. ( ze waren dus extra gemotiveerd)
Arabieren vernietigden de cultuur van onderworpen volken niet, maar namen die over. De Arabieren waren vooruitstrevend
Ze waren economisch succesvol
Het Perzische en Byzantische Rijk waren verzwakt door onderlinge en interne oorlogen
Volkeren hadden niets te vrezen van de Arabieren. De moslims waren tolerant tegenover ‘de volkeren van het boek’